Suzie was knapper
Een tijdsbeeld van de voorstelling ‚olwiefkenijs' mitsgardes de rare ideeën van een gepensioneerde dorpsdirigent. Extra... een hoofdstuk over het leven van Tjoam de muzikant deze keer met zijn aap Suzie.
De voorstelling ‚olwiefkenijs'
Ik schreef de vorige keer in mijn blog dat het seizoen 2013-2014 afgelopen is. ‚Olwiefkenijs' begint weer vanaf de 21e juni in Veendam. Even de tijd en natuurlijk veel inspiratie voor een nieuw hoofdstuk. Het gaat over de smokkel in de Laite. Het lied is al gemaakt over Kneles van der Loan, een zonderling. Hij struunde bij nacht en ‚ontied' door de Lethe, leefde van stropen en smokkelen.
In de boeken staat beschreven dat de Lethe (Grunnegs: Laite) een rivier was, dat als je er uit dronk vergat je vreugde en leed. Ik vraag me af, hoe dit Grunneger stukje land aan deze naam komt.
Een geschiedenis-freak zal het zeker weten. Ik wil nog een keer benadrukken dat mijn voorstelling geen geschiedenisles is. 'Olwiefkenijs' is cabaret over hoe de mensen vroeger leefden, dorpsfiguren, Grunneger toal en vooral armoede. De manier van leven van het arbeidersvolk, maar wel met een lach en een traan.
Een voorproefje over Kneles van der Loan de smokkelaar
Kneles was de broer van Tjoam van der Loan, geboren in Hutten (klein Ulsda) omstreeks 1920. De stamvader was Pogger (kikker) de grote piraat die omstreeks 1600 op het eiland Ulsda huisde, de wateren daaromheen met nog vijf andere kameraden onveilig maakte. Pogger had één been, wipte als een kikker over het eiland vandaar zijn ‚oetragen' Pogger.
Pogger zijn nazaat Kneles was altijd vrijgezel gebleven daarentegen Tjoam had zich op den duur, naar zijn zeggen een eigen ‚wief' aangeschaft. Een potig ‚vraauwmìns' die twee keer per dag onder de koeien kroop. Beide broers waren, zoals men in het dorp beweerde respectievelijk gegozzeld en haalf gegozzeld. Tjoam zei eens een keer tegen Kneles...''Ik mout mit hond hìn veur t castereren' waarop Kneles zei: ‚'Din nemst dien hond toch nait mit.'
Kneles woonde in de ‚Laite' ver bij de mensen vandaan. Hij was een lange magere kerel die heel snel kon rennen, over sloten sprong van wel drie meter. Hij kende de weg in dit moaren landschap als geen ander, leefde bij nacht en ontied van stropen, inbreken en smokkelen, groef zelfs gaten onder de funderingen door om aan zijn gade te komen. Een man met principes dat wel...stal alleen van rijken, liet meestal een briefje achter waarop hij met een gebrekkig schrijven de lui bedankte voor de spullen en de lekkere jenever.
Tabak, jenever en boter smokkelde hij vervolgens door het moar (moeras) naar de ‚aandere kaante' Duitsland. Hij had daar zijn plekjes waar het ‚pongeltje, werd geruild voor geld en brood. Een ieder fluisterde in het dorp dat bij Kneles geld zat. De verhalen over Kneles werden echter steeds heftiger. De dienders kenden Kneles van... het zal wel niet zo'n vaart lopen, maar nu moesten ze hem toch zeker wel in de gaten houden. Op heterdaad betrappen maar op heterdaad was bijna een onmogelijke zaak voor de trouwe dienders van het vaderland. Op zekere nacht, Kneles had ze al lang in de gaten, waren de dienders paraat, met man en macht werd een poging gewaagd om Kneles te pakken maar Kneles was ze te glad af. Hij lokte de dienders in ‚twijduustern' het moar in en niemand heeft ze ooit weer gezien...Op deze bewuste nacht verdwenen er tien dienders in het moar...
Het verhaal vertelt verder dat het niet meer zo goed ging met Kneles. Hij had op een van zijn nachtelijke strooptochten een ‚'eerdmantje' (kabouter) meegenomen uit Onstwedde. een mooi beeldje, nam het mee voor op 'bozzem' (schoorsteenmantel). Echter er was iets raars aan de hand met het beeldje, het stond s'morgens altijd op een andere plaats. Kneles was eerst niet zeker van zijn zaak, maar het bleef maar doorgaan totdat er geen twijfel meer bestond. Hij besprak het met Tjoam, die grijnsde toen hij het aanhoorde maar Kneles hield vol dat het s nachts leefde en overdag weer een gewoon beeldje was, waarop Tjoam, de armen van zich afzwaaiend, moest lachen...'bist gèk kerel.'
Kneles zijn gezondheid werd na verloop van tijd steeds minder...Kneles werd lusteloos en voelde zich ziek, de planten in de tuin gingen ook dood, de hond werd ziek de appelbomen gaven geen appels...wat was er toch aan de hand.
De oplossing kwam toen Tjoam precies hetzelfde beeldje op de markt in Onstwedde aantrof. De verkoper waarschuwde Tjoam dat het geen gewone eerdmantje was maar een toornmantje uit de juffertoren in Onstwedde. Hij waarschuwde nog...dat als je de toornmantjes dwars zit dan krijg je ziektes en alles gaat mis in en om het huis. De oplossing was gevonden Tjoam en Kneles brachten de beeldjes snel terug naar Onstwedde en zetten het voor de juffertoren neer, vanaf die tijd ging het weer goed met de beide broers en...Kneles...Knéles heeft nooit weer ingebroken.
... en zo hebben we er weer een verhaaltje bij...nu nog de humor en klaar...
Extra hoofdstuk over mijn kameraad Tjoam de muzikant
(Een vervolg verhaal over mijn kameraad Tjoam aan de hand van zijn brieven)
Ik wil het volgende verhaal zeker niemand onthouden. Tjoam vertoefde als muzikant in Duitsland, bij zijn orkest gebeurde het volgende. Tijdens een optreden in Pirmasens voor de USArmy kwam de zangeres in de pauze met een nieuwtje dat in het kantoor van de manager een monkey zat....een aap. Ergens meegenomen door een soldaat uit den vreemde. Het dier moest een nieuw tehuis hebben...en ja ... de gegadigde was al geboren, dat was natuurlijk mijn grote vriend Tjoam...het zou ook niet zo zijn.
Het kostte 350 dollar en Tjoam had een vriendin...Suzie de aap...Het dier was zo groot dat het toch wel tot de knie kwam. Hand in hand verlieten ze s'avonds de club...hup naar het kosthuis. Nou wil het geval dat sommige mensen niet zo blij zijn met een aap en daarom had Tjoam besloten de aanwezigheid van zijn vriendin geheim te houden. De volgende dag kocht Tjoam een veiligheids-slot zodat de hospita de kamer niet meer in kon voor de schoonmaak wat Tjoam na een week opbrak. De kamer begon ietsjes te ruiken, het dier was natuurlijk niet zindelijk. Ach schreef Tjoam....n flostke stront...zal mie wat wezen...
Tjoam schreef dat Suzie zeer tam was en een schat van een beest. Tjoam kocht een boekje wat zo'n dier allemaal tot zich neemt en de meelwormpjes kropen door de kamer alsof het een lust was...Suzie pakte ze allemaal.
Naar buiten mocht ze niet want dan zou Tjoam zijn Suzie kou vatten...het paar was al snel een eenheid...Suzie ging soms mee in de auto voor een plezier ritje. Tjoam schreef dat het zo grappig was, als er een tegenligger aan kwam legde Suzie haar hand bij Tjoam op de schouder zoveel te zeggen...pas op! er komt iemand aan. De nachten bracht Suzie door naast Tjoam op een kussen en sliep net als een mens.
Tjoam ging een maand later optreden in Baumholder, woonde daar op een bovenkamertje samen met Suzie. In het geheim was Suzie binnengesmokkeld er kraaide geen haan naar, maar... schreef Tjoam....de gitarist die af en toe wel eens langs kwam mopperde dat het hele huis naar aap stonk. Tjoam rook het niet meer hij stonk zelf ook naar aap. Op een mooie zonnige dag zat Tjoam aan zijn bureautje te schrijven, raam open lekker weertje...Suzie lag te zonnebaden op de vensterbank, armen in de lucht de benen wijd gespreid genoot ze van het zonnetje...een klein vredig stelletje op deze hele grote wereld. Het raam stond open Suzie had geen behoefte om weg te gaan die bleef wel bij haar baasje...
n kwestie van vertrouwen schreef Tjoam...kortom een gelukkig gezin totdat Tjoam in de kop schoot dat hij nog naar de winkel moest. Tjoam zei tegen Suzie..."Blijf jij maar rustig liggen, papa moet even naar de winkel."
Tjoam ging fluitend winkelen en na het winkelen op de terugweg trof hij in zijn straat een menigte mensen aan die allen omhoog keken. Tjoam zijn mond ‚vuil oet hoaken'...Zijn Suzie boven op het dak, de mensen maar wijzen ‚Oh koeke maal ein Affe'...sodemieter op...dacht Tjoam.
Tjoam was in paniek, het zou zijn laatste dag wel eens kunnen zijn in dit kosthuis. Hij snelde naar boven met een banaan in de hand, wat voor hem nu nog een raadsel is waar die zo snel vandaan kwam. Op een half fluisterende en toch wel dringende toon riep Tjoam ‚"Kom Suzie, de bui is over" tot zijn vreugde liet Suzie zich weer zien alsof er niets was gebeurd...
Tjoam winkte de mensen vanuit het raam dat ze konden doorlopen...al zwaaiend wees hij hun de weg....weiter...weiter...niks loos....wegwezen!
Een geluk bij een ongeluk...de hospita was niet thuis zodat Tjoam en Suzie die nacht weer rustig konden slapen.
Groetjes
John Hoekman