Ik wens iedereen een gezond 2013.
Een tijdsbeeld over de voorstelling ‘olwiefkenijs’ en de
rare ideeën van een gepensioneerde dorpsdirigent.
Het was me het weekje weer wel. Het optreden in Oostwold (Oldambt)
was weer leuk, leuk… dus ik denk wat de voorstelling betreft dat 2013 niet stuk
kan. Het begint te komen, de 18e ga ik met ‘olwiefkenijs’ naar
Holwierde en de 19e naar Appingedam.
Het schijnt dat de mensen meer en meer behoefte hebben aan verhalen met een lach en beelden over de goede oude tijd. Je merkt ook hoe onze Grunneger taal ons onder de voeten wegglijdt. Het publiek in Oostwold bestond uit mensen tussen de vijftig en tachtig jaar oud maar er waren toch nog woorden en uitdrukkingen waar ze met de oren klapperden. Het grappige is dat ze de oude Grunneger woorden of uitdrukkingen wel snel begrijpen, het heeft toch iets eigens…
Het schijnt dat de mensen meer en meer behoefte hebben aan verhalen met een lach en beelden over de goede oude tijd. Je merkt ook hoe onze Grunneger taal ons onder de voeten wegglijdt. Het publiek in Oostwold bestond uit mensen tussen de vijftig en tachtig jaar oud maar er waren toch nog woorden en uitdrukkingen waar ze met de oren klapperden. Het grappige is dat ze de oude Grunneger woorden of uitdrukkingen wel snel begrijpen, het heeft toch iets eigens…
Leuk is natuurlijk als je onderwerpen aanhaalt uit het dorp
zelf. Zo leefden daar vroeger (ombie1940) een Bouwine en Henderik Uffens. Henderik
had de bijnaam ‘Doppe’…Doppe is een typisch Oost Groninger woord voor dop of eierschaal.
‘Kinderen blieven in dop zitten’ betekent de kinderen blijven klein…dus
Henderik was klein van stuk. Zo’n ‘oetragen’ (=scheldwoord) wordt snel
overgenomen door de dorpelingen. Bouwine was een grote stevige vrouw en
Henderik daarentegen viel bij haar in het niet en vandaar de bijnaam
‘Doppe.’ Bouwine had een ‘woarte’ (=wrat)
onder de neus en nog één tand in de mond die ze vaak liet zien omdat de mond
vaak open stond. Ze liepen langs de deuren met een kistje voor de borst waar ze
een marmot (cavia) in hadden. Ze zongen dan:
Wèl wil mien marmotje zain,
t’is zo’n oardeg baiske.
Hai kin dansen, hai kin zingen
hai kin ook n laidje zingen.
t’is zo’n oardeg baiske.
Hai kin dansen, hai kin zingen
hai kin ook n laidje zingen.
Als ze een halve cent kregen lieten ze het marmotje zien
maar zongen niet en bedankten ook niet. Voor één cent zongen ze het liedje en
voor een stuiver lieten ze de marmot twee keer zien en bedankten ze de gulle
gever twee keer. Als de laatste zin van het liedje uitgezongen was bleef
Bouwine haar mond altijd open staan en was die ene tand goed te zien. Het gerucht ging dat ze meer verdienden als in die tijd een boerenarbeider,
maar dat kon ook gauw. Jammer is dat je dan geen foto hebt van deze beide
mensen. Ik houd me dus aanbevolen…
Ieder dorp had wel een persoon die net iets anders was en leefde dan de rest. Ze waren vroeger de dorpsgekken. Je ziet ze niet meer omdat ze in tehuizen zitten en ik vraag me af of dat wel beter is. Het leuke is dat dit soort mensen de geschiedenis ingaan…en de ‘gewone man’ al snel is vergeten. Jaren na hun dood wordt er nog over gesproken en herinneringen opgehaald terwijl deze mensen tijdens hun leven gepest en bespuugt werden…Een mens is toch een raar wezen en negatief kuddegedrag steekt iedere keer weer de kop op.
Ieder dorp had wel een persoon die net iets anders was en leefde dan de rest. Ze waren vroeger de dorpsgekken. Je ziet ze niet meer omdat ze in tehuizen zitten en ik vraag me af of dat wel beter is. Het leuke is dat dit soort mensen de geschiedenis ingaan…en de ‘gewone man’ al snel is vergeten. Jaren na hun dood wordt er nog over gesproken en herinneringen opgehaald terwijl deze mensen tijdens hun leven gepest en bespuugt werden…Een mens is toch een raar wezen en negatief kuddegedrag steekt iedere keer weer de kop op.
Het dorp Oostwold heeft eigenlijk niets…niets om over druk
te maken, maar schijn bedriegt. Het centrum had vroeger een groot en statig ‘Hotel
de witte zwaan.’ (zie foto deel 85) Een hotel waar je U
tegen zei en de tram of trein ‘De òle Grait’ reed midden door het dorp. Er was
een haven en de 'Koudaipe' waar het één en al drukte was. Turfschippers met hun
pramen en er stond een steenfabriek een Tichelwaark zoals de dorpelingen het
noemden. Schrik niet maar het dorp telde zo’n zestig middenstanders en daar
waren de boerenbedrijven niet bij gerekend. Door de grote veranderingen is deze
dorps-sfeer helemaal verdwenen.
Mijn programma gaat ook over het verdwijnen van deze bakkers met hun typische lekkere bakkersluchtjes en de smid, de molenaar, de kleermaker en ga zo maar door. De venters die niet alleen hun koopwaar aanprijsden maar ook een sociale functie hadden. Deze mensen wisten over ziektes en sterfgevallen te berichten. Tegenwoordig liggen mensen drie weken dood in de kamer en het wordt pas bemerkt als de hele straat begint te stinken. Nou dat was het dan wel weer…recht uit mijn hart.
Mijn programma gaat ook over het verdwijnen van deze bakkers met hun typische lekkere bakkersluchtjes en de smid, de molenaar, de kleermaker en ga zo maar door. De venters die niet alleen hun koopwaar aanprijsden maar ook een sociale functie hadden. Deze mensen wisten over ziektes en sterfgevallen te berichten. Tegenwoordig liggen mensen drie weken dood in de kamer en het wordt pas bemerkt als de hele straat begint te stinken. Nou dat was het dan wel weer…recht uit mijn hart.
Ik krijg het druk met het schrijven voor begrafenissen, maar
zal daar niet over berichten omdat ik dat niet gepast vind. De klarinetten-handel
ligt te rusten in mijn te koude werkplaats en deze bedrijfstak heeft even
pauze. Ik blaas nog steeds op mijn Getzen klarinet en het bevalt prima…Op
Youtube te horen ‘kanaal John Hoekman.’
GroetjesJohn Hoekman
Geen opmerkingen:
Een reactie posten