zondag 6 november 2011

Logboek Deel 55




De Dellen --Nw.Scheemda (Gron.)


Maal Tais,

Mien ootje zee altied: “Je kijkt in je leven door verschillende brillen” …Ik kan je vertellen dat ik al wat brillen versleten heb. Ik zit nu nog steeds met mijn ene bril in de periode ‘Project Olwiefkenijs’ een voorstelling over mijn familie, (regio) geschiedenis en taal… maar dan op een cabareteske manier.

Over brillen gesproken, ik zag laatst in een bejaardentehuis een mevrouw met een bril waar twee kijkertjes op gemonteerd waren en dat werkte enorm op de lachspieren. Ik heb nu zelf zoiets gemaakt en het ziet er fantastisch uit, je ziet dingen als door een verrekijker…en natuurlijk goed te gebruiken voor mijn voorstelling, als ik het typetje ‘Maal Tais’ speel.

Maal Tais was loopjongen in het kloostervoorwerk in Finsterwolde. Het was een soort dependance van het nonnenklooster ‘Palmar.’ Dit nonnenklooster in de buurt van Termunten (prov. Groningen) werd gesticht ombie 1200 en werd door wateroverlast gesloten ombie 1500 en ligt nu verdronken in de Dollard. Bij een telling in 1288 woonden hier 191 nonnen.

Maal Tais mocht niet in de kapel komen, omreden het alleen bedoeld was voor nonnen die daar moesten ‘prakkezaaiern.’ Na veel ‘jeuzeln’ mocht hij een keer mee maar moest geen drokte maken. Keerln… keerln…wat was dat daar laangkwieleg…moesstil stonden de nonnen daar te prakkezaaiern.

Nee…Maal Tais moest wat om handen hebben en toen schoot hem in t zin dat hij nog een knikker in de buuts had. Hij begon er mee te spelen en net of het zo wezen moest het ding viel op de grond en rolde onder t’klaid van zuster Jéremia die vlak voor Tais stond te prakkezaaiern. Nu had Tais ook wat te prakkezaaiern hoe hij zijn knikker weer kreeg en bedacht dat hij maar even onder de rokken moest kijken. Bunzelachteg keek Tais om zich heen en ging gloepstreeks op de knieën. Hij tilde het klaid een aitske omhoog en… zag niets… het was daar pikkeduuster.

De drang om zijn knikker weer te krijgen wer aal groder en der bleef niets anders over hij moest er met de kop onder…t was nait aans. Goed en wel zat hij met zijn hoofd onder de rokken…zee zuster Josua, die achter hem stond te prakkezaaiern… ‘amen’… dee haar ogen open en van schrik viel haar mond oet hoaken en ze bölkte: “Stront aan de knikker.”
t Zal toch niet woar wezen’ dacht Tais ‘k haar hom net nog poetst.’ ‘Knikker hom tot t klooster oet’ riepen de nonnen in koor, maar maal Tais liet vol trots zijn knikker zien en riep: ’Niks aan de knikker wichter…kiek…hai nog zo mooi.’

Ootje = grootmoeder
Laangkwieleg = Langweilig = vervelend.
Bölken = roepen.
Aitske = n beetje
Buuts = broekzak

De voorstelling gaat 23 november ‘op t Woar’ een gehucht nabij Nw.Scheemda…Ja… de ene dag heb je niets en de andere dag schijnt de zon weer….Mien ootje zee altied: ´Top niet het loopt altijd anders.´

Groetjes
John Hoekman

Geen opmerkingen:

Een reactie posten